NSB in Schipborg

In het boek “Gerhardus Dieters en de radicalisering van de NSB” met als ondertitel “Boerenbeweging en nationaalsocialisme in de Drentse gemeente Anloo” (uitgegeven sept. 2022) lezen we het volgende:

De militante Drentse boerenbeweging, die onder invloed van de landbouwcrisis in het begin van de jaren dertig van de grond kwam, had zijn ontstaanswortels in Annerveen met als leidende figuur G.Dieters jr.
De Drentsche Boerenbond (DDB) die hieruit voortsproot, zou spoedig daarna onderdeel uitmaken van de Nationale Bond Landbouw en Maatschappij. Deze raakte geleidelijk steeds meer verstrikt in de netten van de NSB en het daarmee verbonden Nederlandse Boerenfront, dat in juli 1940 was opgericht. In november 1940 fuseerde L&M met het Boerenfront tot het Nederlandsche Agrarisch Front (NAF). Uiteindelijk werd het NAF met andere land- en tuinbouworganisaties in oktober 1941 onderdeel van de Nederlandsche Landstand, een publiekrechtelijke organisatie, die in de praktijk eveneens voornamelijk een bijwagen van de nationaalsocialisten was. Parallel werden per decreet, uitgezonderd de NSB, alle politieke partijen verboden evenals radicaal linkse vakorganisaties en -bonden.

De ontwikkelingen in de gemeente Anloo in de jaren dertig vallen niet te begrijpen zonder in te gaan op de landbouwcrisis en de hiermee gepaard gaande armoede, sociale onrust en opkomst van de strijdbare Drentse boerenbeweging. Vooral in de kop van Drenthe met als bastion de gemeente Anloo sloren veel boeren zich aan bij de NSB en/of haar zogenaamde neutrale mantelorganisaties. Een belangrijke objectieve verklaringsfactor van de toeloop naar de NSB is de economische neergang in de landbouwsector.

Schipborg telde in de oorlog ongeveer 320 inwoners. Tussen 1935 en 1937 waren 34 boeren in Schipborg lid van de Nationale Bond Landbouw en Maatschappij (L & M) en 40 in 1938. J. de Lange, propagandist van de boerenbond had hier in april 1935 en maart 1937 pionierswerk verricht en voor nationaalsocialistische inspiratie gezorgd.

A.G. Kröller jr. leidde vanaf 1915 als herenboer de modelboerderij De Schip- borg. Hij was een jaar eerder samen met burgemeester J.H.H. Römelingh be-stuurslid geworden van de raad van toezicht van de toen opgerichte boeren- leenbank in Annen. Door zo’n 50 landarbeiders werd in 1920 op zijn boerderij gestaakt om loonsverhoging af te dwingen. Na zijn vertrek in 1925 uit Schip borg sloot hij zich in het spoor van zijn bekende ouders en een broer in de jaren dertig aan bij de NSB. Hij overleed in 1938, het jaar waarin zijn ouders het Kröller-Müller Museum in het Nationaal Park de Hoge Veluwe openden.

Ten tijde van zijn huwelijk in 1930 werd de landbouwkundig ingenieur P.L.Willinge Prins bedrijfsleider op De Schipborg. In 1939 werd hij raadslid (VDB) in de gemeente Anloo. Van 1934 tot 1945 was hij hoofdcontroleur van de Noordelijke afdeling van de Crisis Controle Dienst (CCD) en gewestelijk hoofd van deze organisatie in Friesland. De CCD moest de zwarthandel bestrijden, waarbij tijdens de laatste oorlogsjaren regelmatig landwachters werden ingeschakeld. In de zomer van 1943 werd Willlinge Prins gedurende korte tijd door de Duitsers opgepakt in verband met de liquidatie van de NSB-leider W. Reilingh te Zuidlaren. Vlak voor het einde van de oorlog werden in het kader van de operatie Amherst enkele gedropte Franse parachutisten op zijn boerderij ondergebracht. Na de oorlog werd Willinge Prins burgemeester van Anloo.

Onderduikers werden in de oorlog regelmatig ondergebracht in een woning genaamd De Rietmuts in Schipborg. Met medewerking van Schipborger verzetsmannen werd het mogelijk gemaakt om een SD-infiltrant en zijn vrouw, die zich tijdelijk in een zomerhuisje in Schipborg ophielden, te Iaten liquideren in Beilen medio mei 1944. Het ging hier om de NSB’er J.L. Brinkerink, voormalig (ontslagen) predikant van Eext en oud-burgemeester van Oude en Nieuwe Tonge en zijn tweede echtgenote A. Brinkerink-Telder.

In januari 1945 werd door enkele honderden landwachters een grootschalige razzia in Schipborg uitgevoerd om onderduikers en verzetsmannen op te sporen. Deze wisten zich echter tijdig in veiligheid te brengen, omdat ze waren gewaarschuwd door het ondergrondse verzet, geleid door de gemeenteambtenaar en verzetsman I.F. Westrup. Wel was er enkele jaren eerder een Schipborger verzetsman door de SD opgepakt, gemarteld en vermoord en een Joodse onderduiker uit de stad Groningen gefusilleerd.

Hovenkamp, Johannes (1913)

Hij werd in een gereformeerd gezin geboren te Zuidlaren. In 1932 ging in Schipborg het slecht verzekerde boerderijtje van zijn vader in vlammen op. Een jaar later vertrok hij per stoomboot naar Nederlands-lndië als KNlL-militair (fuselier). Tijdens de oorlog was hij Rijkswerkman op wachtgeld. Hij was getrouwd (1940) met P. van Beusekom en het stel woonde in Schipborg.

Hovenkamp was lid van de verzetsgroep en knokploeg van H.A. Rotte, verleende hulp aan Joden en was voor het verzet ook actief als spion. Rotte was leraar Engels aan de Rijks-HBS in Groningen en had een landhuisje in Schipborg. Toen Hovenkamp betrokken raakte bij de liquidatie van de Zeeuwse voormalige korporaal en politieman l.A. Daane, die als V-mann en informant voor de Duitsers werkte, werd hij op 6 augustus 1942 door de SD samen met Zijn vrouw in Schipborg gearresteerd. Zij werd later weer vrijgelaten, doch hij belandde via het Huis van Bewaring te Assen in het beruchte Scholtenhuis in Groningen, waar hij werd gemarteld. Op 24 juni 1943 werd hij samen met nog zeven gevangenen gefusilleerd op de Leusderheide en later begraven op het ereveld te Loenen. In de zomer van 2021 is bij Schipborg een plaquette ter nagedachtenis aan hem onthuld. Hij werd slechts 29 jaar. Zijn oudere broer Jan Hovenkamp uit Schipborg, die arbeider, onbezoldigd veldwachter en jachtopziener was, stond ook bekend als verzetsman.

Marcus, Abraham (Bram) (1907)

Hij woonde aan de Brugstraat 32 in Groningen en was van beroep vee- en vleeshandelaar/grossier. Hij was een zoon van een veehandelaar en vrijgezel. Zijn moeder werd op 20 maart 1943 in Sobibor vermoord samen met haar tweede echtgenote. Abraham Marcus werd door de Duitsers gefusilleerd op 22 augustus 1942 en naast zijn vader begraven op de Nederlands-Israëlitische Begraafplaats te Groningen. Hij werd slechts 34 jaar. Gemeenteveldwachter E. Bos uit Eext deed op 24 augustus 1942 aangifte op het gemeentehuis, dat hij twee dagen eerder was overleden. In het register van overlijden van de gemeente Anloo d.d. 27 augustus 1942 werd als plaats van overlijden Anloo vermeld (in het overlijdensregister van de gemeente Groningen werd echter Annen als plaats van overlijden geregistreerd). Hij probeerde als vervolgde Jood te vluchten en te ontkomen aan deportatie, die in de stad Groningen in juli 1942 grootscheeps was opgestart. In elk geval staat hij als Ledig, Jude und Fetthändler, zich ophoudend in de Oude Kijkintjatstraat 41 vermeld op de razzia-lijsten van de Duitse bezetter in de stad Groningen (J. van Gelder, 1993, p. 268-269). Hoogstwaarschijnlijk was dit een onderduikadres, omdat hij officieel elders in de stad woonachtig was.

In het dagboek van mevrouw A. Hamminga-Boon uit Zuidlaren, die net als haar echtgenoot, huisarts L. Hamminga in het verzet actief was, werd een tipje van de sluier opgelicht. Naar verluidt zou Bram zich rond 6-7 augustus 1942 met Zuidlaarder Joden hebben opgehouden in een woning van een echtpaar te Schipborg, waar ook clandestien geslacht zou zijn. Er wordt gerept over een moord. Op wie en door wie is onduidelijk. In het dagboek worden vele wilde geruchten, speculaties en onbevestigde berichten rond deze moord verhaald. De dagboekschrijfster zet grote vraagtekens bij diverse uiteenlopende verklaringen van derden. Wat wel waar was volgens mevrouw Hamminga is dat vlak na de moord door twee rechercheurs in burger een huiszoeking en arrestaties werden verricht. Abraham Marcus zou in deze turbulente situatie met andere onderduikers op de vlucht zijn geslagen. Wat zich daarna heeft afgespeeld is volgens haar onduidelijk. In het geruchtencircuit werd bijvoorbeeld geopperd dat hij ten einde raad zelfmoord zou hebben gepleegd door zich met stenen verzwaard te verdrinken in de Drentsche Aa (A. Hamminga-Boon, 1942-1943, Het Geheugen/Delpher.nl). Dit kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid naar het rijk der fabelen worden verwezen. De destijds ter plaatse genomen represailles tegen onderduikers en verzetsmannen door de Duitse bezetter en het proces-verbaal van overlijden van hem laten er geen twijfel over bestaan dat hij in de buurt van Schipborg is gefusilleerd. Zijn jongste zus overleefde de oorlog, haar echtgenoot werd vlak voor de bevrijding in maart 1945 in Bergen-Belsen op 32-jarige leeftijd vermoord. In oktober 1995 werd zij geïnterviewd, dat op video werd vastgelegd door het USC Shoah Foundation Institute en bekeken kan worden in het Joods Historisch Museum in Amsterdam.

NSB

Bijna 10 nationaalsocialisten zijn afkomstig uit of woonachtig geweest in Schipborg.

Een landbouwer (1900) uit dit dorp stierf 44 jaar oud ten gevolge van de internering in Kamp Westerbork. Hij was lid van de NSB, boerenleider van de Landstand en hulplandwachter. Zijn echtgenote en zwager waren eveneens in de ban van het nationaalsocialisme geraakt. De zwager (1888) werkte mee op diens boerderij en uitermate pro-Duits. Zo had hij een portret van Hitler en affiche van de V-actie voor zijn raam en keurde de vervolging van Joden goed. Ook uitte hij publiekelijke zijn afkeuring van stakers, die zich in mei 1943 verzetten tegen de Duitse repressiemaatregelen. Tijdens het Tribunaal te Assen op 18-02-1946 erkende hij nog steeds het recht van de sterkste. Vonnis 04-03-1946: internering tot 14-04-1951 en verbeurdverklaring van zijn gehele vermogen. Nadat hij vervroegd was vrijgelaten, pleegde hij in mei 1948 zelfmoord.

Informatieve website over Schipborg door de jaren heen