Hoofdstuk – Haardstendenregister
Bewoners van Schipborg vanaf ca 1650
Haardstedenregister
Hoofdstuk – Landbezit
Ovelgang
Hoofdstuk – Bewoners 17e eeuw
Verschroeide aarde
Beringeguet
Banninguet
Fraterhuizen
Drentsche adel
Hoofdstuk – Verdeling marke Schipborg
Verdeling markegronden
Schipborgerveen.
Bewoners van Schipborg vanaf ca 1650.
Om er achter te komen hoe de bevolking van Schipborg er in de loop van de eeuwen ontstond, zijn er verschillende mogelijkheden.
Dat zijn:
A. Bezaaide landerijen. 1612.
Hiervan zijn in het Drents archief de nodige registers. ( moeilijk te ontcijferen). Dit is een mogelijkheid om na te gaan wie de bewoners waren in die tijd.
B. Grondschattingsregisters.
Deze vonden plaats in 1630,1642 en 1654. Sedert 1654 nieuw gebouwde huizen en nieuw aangemaakte landerijen. In 1742 moesten alle wijzigingen die aangebracht waren in kaart worden gebracht. Hierbij is een overzicht van de boerderijen welke vastgelegd waren omstreeks 1654.
C. De 30e en 40e penning.
Bij vererving moest men de 30e penning als belasting betalen. Bij overdracht van goederen moest men de 40e penning betalen, Is 2,5%, aan belastingen.
D. Haardstedenregisters.
Haardstedengeld = vroegere belasting waarvan voor de hoogte van de heffing het aantal paarden telde. Max. 4.
E. Kohieren van vaste goederen.
In 1807 werd een register gemaakt van de vaste goederen in een dorp met namen eigenaren..
F. Register der inwonenden.
G. Wijzigingen eigendommen via de archieven van de schulte.
H. Kadaster in 1832.
Hiermeee werden alle vastgoedtransacties vastgelegd.
I. Grondbelasting.
In 1880 werd grondbelasting geheven. Hiervan werd een register grondbelasting gemaakt.
J. Succesiememories.
Die werden opgemaakt na overlijden van personen.
K. Burgelijke stand.
Uit al deze bovenstaande bronnen heb ik geprobeerd een beeld te schetsen van de inwoners van Schipborg. Zie hiervoor pagina Bijlagen “Haardstedenregister Schipborg”
Nadat het katholicisme in Drente werd ingevoerd, ontstonden er rond het jaar 1000 in Drente en Groningen kloosters. Dikninge bij Ansen. Later in Assen. In de stad Groningen en in Aduard.
Om te kunnen bestaan als klooster kreeg men van hogerhand, de Bisschop van Utrecht, opdracht om land en bezittingen te verwerven. Dit was, denk ik, een algemeen streven van de katholieke kerk.
Landbezit vormde reeds aan het einde van de 15e eeuw een relatie tussen de buurschap Borck en Groningen.
Aan de Groningse broeders van het klooster werd opgedragen onroerend goed te verwerven. Dit gebeurde denk ik niet altijd op een fraaie methode. De vrijwel ongeletterde boeren van die tijd, waren heel godvruchtig en onderdanig gemaakt door de pastoors en kloosterlingen en bewerkt!!!.
Bewoners van Schipborg.
In 1492 werd in Schipborck een overeenkomst met Johan Havinga en Wobbe Havemans en hun enige dochter gemaakt, dat zij in het Klerkenhuis in ovel gingen. Er werd een ovelgangscontract gemaakt. Of met andere woorden zij droegen bij hun leven al hun goederen en bezittingen over aan de katholieke kerk, onder beding van levenslange huisvesting en levensonderhoud. Zij waren als proveniers opgenomen door de broeders.
Eveneens zouden de fraters van het klerkenhuis hun in hun gebeden opnemen. De goederen bestonden uit twee ärven”te Borck, hofsteden met de bijbehorende landerijen en waardelen. Ingevolge het “Landtrecht” vond stoklegging14 tegenover de desbetreffende “buyren” plaats over de bezittingen, verspreid over Borck, Zuidlaren, Annen, Yde, Borger en Noordlaren. Echter een van de hoeves welke was overgedragen, behoorde een halve “erf” aan ene Johan Reynkes. Echter de boerderij was afgebrand.
Het “Oldt Landtrecht” in Drente had bepalingen in het landtrecht staan. “Wie toe Cloester gaan will, die macht daer sijnn arffachtigen goet inbrengenn, meer niet als een proevenen. (etstoel 1400).
Inbrengen van onroerend goed was dus slechts toegestaan, voorzover dit overeenkwam met een prove15, levenslange huisvesting en onderhoud.
Bij de etstoel in 1421 werd deze regel noch aangescherpt. Wilde iemand meer in het klooster inbrengen, dan hadden de erfgenamen het recht de erfenis aan zich te trekken.
14Stoklegging = stoklegging was een oud drents gebruik dat diende als bekrachtiging van de verkoop van onroerend goed..de verkoper legde bij de verkoop de stok op de grond, de koper nam het op aanwezigheid van de schulte en/of de “volle buiren” of keurnoten. Onder uitspreken van de woorden: Hiervan legge ik de stok nae landtrechte, waarna de opnemer zei: hiervan neme ik de stok nae landtrechte.
15 Prove = Levenslang onderdak en onderhoud in een klooster.
In 1572 mocht een prove de waarde van 200 gulden per jaar niet te boven gaan. De waarde van het bezit van de Havinges ging zonder twijfel de prove te boven. Blijkbaar hebben ze dit later in het Klerkenhuis ontdekt en er zijn 2 gelijke contracten gevonden, waarvan 1 hoogstwaarschijnlijk gedateerd. In het 2e contract was in tegenstelling tot de le de dochter ook genoemd. De 2e acte zal wel gedateerd zijn, want hierop stond dezelfde datum. Alleen hadden zij de schuiten van Anloo en Zuidlaren laten tekenen.
De belangen van de fraters werden nog uitgebreid in Borck. In 1494 droeg Johan Meisterinck uit Anloo zijn bezittingen over aan deze fraters. Stokleggingen vonden plaats voor 2 boerderijen. Meisterinck bezat deze boerderijen niet alleen. Van beide boerderijen hoorde ene Dytmar van Banloo een kwart.
Namen boerderijen. Husyngegoet en Altyngegoet.
De fraters namen de boerderijen terstond in gebruik. De klerken hadden dus in vrij korte tijd vrij belangrijk grondbezit in Borck verworven (alleen in Bork, of was dit een strategie die vaker overal in de provincies werden toegepast). We zullen ons niet verdiepen in gissingen, wie het initiatief nam tot deze ovelgangen.
In 1500 overleed Meisterinck. Dus een koopje voor het Klerkenhuis.
Vermoedelijk waren toentertijd de erfgenamen ed. zodanig geïmponeerd door de fraters en het katholicisme en misschien wel geïntimideerd om geen rechtzaak aan te spannen.
Maar in 1527 kwam er toch een vordering van erfgenamen. Door de tanende invloed van het katholicisme, de bisschop van Utrecht was geen landsheer meer van Drenthe, en het ontstaan van de hervorming durfde men meer. Na enige rechtzaken voor de etstoel werden de goederen toch toegewezen aan de fraters. Dit kregen zij voor elkaar door op het geweten van de betrokkenen te werken.
Bij latere rechtszaken volgens het Drents Landtrecht werden de rollen omgedraaid en werden de fraters gedwongen bezittingen terug te geven.
Al eerder is genoemd, dat de buren te Geneborck jaarlijks tienden moesten betalen aan het kapittel van St Pieter te Utrecht. (in Villa Borck sita in parrochia Anloo).
De verdeling tot betaling van de 9 mud rogge werd verdeeld over de boerenerven. De rekening geeft deze verdeling niet aan, aangezien de buren van Borck in één massa dienden te leveren en wel op de “spiker”16van Uffelte. Welke bestemd was voor de berging van de verschillende dorpen. De opbrengst uit Schipborg werd als één post verantwoord.
In een “tiendrol”17 van 1628 zijn de 3 erven van het fraterhuis terug te vinden als Reintienarve, Husingeguet en Meisteringeguet. Andere erven welke genoemd zijn, zijn Banningeguet en Beringeguet.
Echter de rekeningen waarin de pachten werden verantwoord gaven echter nog jarenlang namen van pachters of huurders, die dit reeds lang niet meer waren.
Het Fraterhuis werd in 1578 als zodanig opgeheven. Echter de goederen bleven in een apart fonds. Daar de landbouw in die tijd slecht was zullen deze landbouwbedrijven in die tijd weinig of niets hebben opgebracht.
16 Spiker = graanopslag.
17 Tiendrol = lijst van tiendplichtige percelen of ander onroerend goed. Een tiend was vroeger een soort winstbelasting, waarbij een tiende gedeelte van de opbrengst werd geheven.
Hoofdstuk – Bewoners 17e eeuw.
In het Grondschattingsregister werden de boerderijen met namen van de eigenaren en pachters beschreven. Op onderstaande 2 afbeeldingen zijn aangegeven de toen aanwezige boerderijen in Schipborg van het Grondschattingsregister uit het 1654.
Het schrift is Oudhollands. (zie pagina Bijlagen “Grondschattingsregister”
Verschroeide aarde.
Tussen 1580- en 1594 hielden soldaten op een afgrijselijke wijze huis in Drenthe. Rond de belegering van Groningen door stadhouder Maurits bleven de soldaten lang in Drenthe. Dorpen werden verwoest, bossen werden gekapt Men had hout nodig voor oorlogvoering. De mensen waren vermoord of gevlucht. Het inwonertal in Drenthe liep in deze oorlogseeuw in Drenthe terug van ca 40.000 inwoners naar ca 15.000.
De pachtcontacten welke de voogden afsloten, gaven aan dat er een grote disorder bestond in Drenthe en in Noord Drenthe in het bijzonder.
Bij de eerste pachtcontracten, gesloten na de verschrikkingen van 1580-1594, werden de pachtcontracten voor ongeveer 8 jaar afgesloten. Kreeg de pachter de “de vuile inseyinge” en verder nog 75 Emder gulden18. Dit om de pachters weer op gang te helpen.
Gezien de vernieling van het Biirckerholt door de soldaten, die hout nodig hadden voor vuur en oorlogsvoering, werd ook iedere pachter of eigenaar verplicht om ieder jaar
“4 eikentelgen te planten om weer een “boerholte” te realiseren” .
Er was veel hout nodig voor de opbouw van huizen en schuren. Hiervan komt de naam Telgenkamp. Een akkertje waar de boeren eikels planten om zo telgen te kweken voor beplanting in het boerbos.
Nadat normale tijden na de oorlog 1580-1595 waren teruggekeerd, probeerde men weer orde op zaken te stellen.
Beringeguet
In 1598 wordt van een niet op de tiendrol voorkomende erve wordt gezegd ” Germinge ofte Berminge in yn pacht gelaten dye edele eerentfeste jonker Johann Rengers, hovelinck to Helm (Helium) en is groot omtrent 16 mudden boulants, twee dachwerk hoeilants, een volle waer toe holte en toe velde sonder huis ende heft wel 16 jaren woest gelegen daer die joncker zelfs op timmeren zal tot zin.
En zal dit arve in pacht hebben acht jaeren lanck, waarop de hure is ingegaan anno 1597 op mey en zal dyt jaer XCV111 daeroff betalen dre mudden rogge.” Zelfs de naam van het erf was niet meer bekend na deze lange tijd van ‘verwildering’.
‘Mede door de onduidelijke eigendomsverhoudingen’. had tot gevolg dat de ridderschap en eigenerfden van de Landtschap de boerderijen en landerijen gingen verpachten.
Op de lotting18 van 1650 sprak men over de landerijen als het Beringeguet te Borck. De oppervlakte van de landerijen was ook onbekend. Wel werd er in 1625 12,5 mud land aan toegevoegd, die tevoren woest hadden gelegen en die bij “gene eigenaer bewesen conden worden”.
Zo had deze rentmeester Rengers deze grond aanvaard van het Landtschap. Johan Rengers was een Groningse jonker. (1542-1626) Hij woonde op de Fraylemaborg te Slochteren. Deze Johan Rengers liet een nieuw “licht huys bouwen van vuyren holt”
Het Beringeguet is in 1641 door ridderschap en eigenerfden van de Landtschap aan kapitein Jan Hagewolt verpacht. De voorgaande erfpachter, Jan Tijmans, rentmeester van Assen, had op dit “guet” een nieuwe boerderij gebouwd. Na de wisseling van verschillende bewoners komt het in ca 1695 in handen van rentmeester Frederik Hendrik Goeddaeus. Deze familie heeft ca 90 jaar op dit “Guet” gewoond. Goeddaeus was een familie afkomstig uit Steinfurt Duitsland. Een voorvader Conradus Goeddaeus was predikant te Vaassen (Gld) omstreeks 1600. Overleden 1634. Er was een kleinzoon Frederik. Mogelijk dat deze naar Schipborg is verhuisd. Kan verder weinig gegevens vinden.
18 Emder gulden = rekeneenheid ter waarde van 30 Groninger stuivers. De munt kwam ook voor als klinkende gouden munt.
19 Lotting = zitting van de etstoel. De lottingsdagen en —plaatsen waren voorgeschreven en vastgelegd in het Landtrecht van 1412; voor Anloo op St Magnus (19 augustus) Vanaf 1659 waren er slechts twee lottingen per jaar.
Banningeguet.
Een andere Groninger jonker Derk Coenders verwierf in 1556 gedeelten van het Banningeguet. Hiervoor moest hij land afstaan in het Westerkwartier (Faam) Na de ellendige oorlog heeft hij de boerderij weer opgestart. Zijn zoon Allert kocht nog land op de Schipborker es in 1602.
Fraterhuizen
Gezien de rekeningen van het Fraterhuis vanaf 1630 bewaard zijn kan men de huurders makkelijk naspeuren. Er werd nogal eens gevraagd om verlaging of kwijtschelding van de pacht. Het boer zijn was in de 17e eeuw weinig lucratief. De erven van de Fraterhuizen worden in de rekeningen niet met name genoemd. De twee erven van het Fraterhuis waren direct in twee even grote delen verdeeld De pachters betaalden daarvan betaalden gelijke pachtsommen. Beide erven werden in 1646 verhuurd aan één en dezelfde pachter. En wel aan Willem Hiddinge. Deze Willem Hiddinge was een telg uit het bekende boerengeslacht uit Rolde en Gasselte. Vele Hiddinghes hadden functies als schulte en ette. Deze Willem Hiddinghe had al meerdere erven in Schipborg. In de de opnames in het grondschattingsregister van 1654 komt U de naam Willem Hiddinghe 6 keer tegen. Hij was dus een grootgrondbezitter in Schipborg. Hij woonde zelf op de grootste boerderij van Schipborg. Deze was geschat op 2700 Car. Guldens, Ook een schoonzoon Dronrijp bezat een boerderij in Schipborg. In de geschiedenis-annalen wordt deze genoemd als student Dronrijp afkomstig uit Franeker. Nadere gegevens ontbreken.
Later komen wij een Janna Hidding tegen. Deze Janna Hidding is failliet verklaard. Een dochter van Jan Hidding en Anna Hoving. Een kleindochter van bovengenoemde Willem Hidding. Deze was getrouwd met Berend Lijphart. Deze Lijphart was landmeter in dienst van “De Landtschap”. Zij was eerder getrouwd met Arent Joost Ravensberg. Eveneens landmeter.
De nog overgebleven boerderijen van de familie Hidding werden in 1774, dwangmatig verkocht. Bovengenoemde beide boerderijen ( de zg. Fraterhuizen) werden in 1692 verkocht. Zie openbare veiling. Het fraterhuis bestond niet meer. Het was opgeheven 1684 en de opbrengsten van de bezittingen kwamen ten goede aan het Predikantenkassa. (zo kan het lopen) in Groningen. Reden voor de verkoop was misschien te danken aan het feit, dat de oogst in 1692 in Drenthe volledig mislukt is. Bovendien was er al een langdurende epidemie. Een besmettelijke ziekte, die veel sterfte onder de dieren veroorzaakte. Een geregeld inkomen was niet te verwachten. De pachters konden niet voldoen aan de huur.
De situering van de te verkopen Fraterhuizen wordt aangegeven op de kadastertekening in de bijlagen.
Kopers werden gevonden in de Drentse Landtschrijver2° Nijsing en de ontvanger Sichterman. Zij waren zwagers.
Ook de weduwe Ellents, Anna Geertruida Sichterman, een zuster van zijn eerste vrouw was mede eigenaar. Bovendien had haar man in de tijd dat hij Landtschrijver van Drenthe was alweer veel onroerend goed gekocht. (zie schultegerechten). O.a in Anloo en Annen.
Het beroep van Landtschrijver was blijkbaar een lucratief beroep.
In 1700 waren er twee meiers op hun landerijen. O.a luitenant Hiddinck. De nieuwe eigenaar van het andere verkocht e erf van het Fraterhuis was Johan Sichterman, een schoonzoon van de Landtschrijver Wolter Sichterman.
Want het “Beringeguet” (zie boven) was in 1641 door ridderschap en eigenerfden in pacht gedaan bij de familie “ritmeester” Johan Hagewolt.
Grootvader van moederszijde van Johan Sichterman en zijn zusters, mevr. Ellents en mevr Nijsingh. Hier werden elkaar echt wel de bal toegeschopt. Vrij ingewikkeld allemaal.
In 1695 is een contract opgesteld door enerzijds Ontfanger-Generaal der Landtschap Drenthe, Johan Sichterman en anderzijds Anna Geertruida Sichterman weduwe van wijlen de ontvanger-Generaal der Landtschap Drenthe Coenraadt Ellents. Zie bijlage 2.
In dit contract werden de beide Fraterhuizen verdeeld. Mevr. Ellents- Sichterman kreeg een 1/2 part in een fraterhuis tezamen met de secretaris der Landtschap Drenthe de heer Nijsingh uit Eelde. Bovendien kreeg mevr. Ellents-Sichterman een 1/4 e part in twee Hiddinge erven. Hiervan kan ik niets terugvinden. Maar deze families hebben blijkbaar ook 2 boerderijen van de erven Hiddinge gekocht.
In een oud krantenartikel uit 1774. Worden twee boerderijn van de erven Hiddinghe verkocht wegens faillissement.
Een van de boerderijen in huur bij een weduwe Roelfs, de andere bij Geert Clamer. Er is totaal 3 waardelen bij de boerderijen. Betekent wel ong. een derde van het aantal waardelen in Schipborg. De boerderijen waren 3 en 4 paards boerderijen. Huuropbrengst voor 1 boerderij 120 gld/jaar en andere boerderij 30 mudde rogge. Helaas moeilijk na te gaan wie de kopers waren. Johan Sichterman kocht met zijn vrouw Johanna Ysbrandts nog een boerderij, genaamd Esterhofte (een behuisinge en hofte en 6 mudden ackerlandt gelegen op Schipborcker Esse van Jan Claessen uit Colham. Zie bijlage 4.
Deze had deze boerderij gekocht van wijlen Roelof Egberts.(komt voor in de haardstedenregister.)
2° Landtschrijver = Griffier van de etstoel en daarmee het oudste ambt in Drenthe. Hij was de best geïnformeerde ambtenaar en kon daardoor veel invloed uitoefen.
Bovendien hadden zij ong. tegelijkertijd nog een boerderij van Berent Jans en zijn zoon Roelof Berents gekocht.”bestanden in huisinge, schuire,bouw-,weidacker en hoiylanden, waerdelen. Zie bijlage 5.
Dit betekende dat in een tiental jaren zo 6 boerderijen behoorden aan de families Sichterman en Ellents. Mevrouw Ellents-Sichterman bleef in Anloo wonen.
Er is nu wat onduidelijkheid over de boerderij van de familie Goeddaeus. Het is niet na te gaan waar ze precies gewoond hebben. Mevrouw Sichterman ging als weduwe in 1714 in Schipborg wonen. Zij had contacten in het dorp zelf. Tijdens de tijd dat haar man nog leefde werd een nieuwe hofstede gebouwd. Dit was een groot landhuis met 3 vijvers en 2 boerderijen. En dit alles aan de oever van de Drentse Aa. Met een fantastisch uitzicht. Daaraan gekoppeld lag een grote boerderij (zie kad. Tekening bij de bijlagen), welke bewoond werd door pachters.
De achtereenvolgende eigenaren van dit goed waren:
- Engelina Sichterman gehuwd met Focco Lunsingh, rentmeest van Dikninge. Zij hebber er niet gewoond.
- Fam Struuck uit Yhorst.
- De Fam Tjassens ,gehuwd met Anna Ellents. (kleindochter van het echtpaar EllentsSichterman). Deze familie heeft het nogal uitgewoond. Er waren enkele rechtszaken bij de etstoel over deze slechte bewoning.
- De volgende familie was een fam Van Velzen uit Rolde. Zij woonder er van 1776 tot 1779. Het is toen weer verkocht aan Jan Wichers uit Groningen.
Deze wilde het in 1782 weer verkopen. Echter er was geen liefhebberij. Bij deze verkoping wordt en duidelijke omschrijving gegeven nl.
Een aangename plezante buitenplaats geleegen tot Schipborgh bestaande uit eene heerenbehuizing, met 5 kamers, een ruime keuken, 2 kelders. Stalling voor 4 paarden en een koetshuis, alsook en nieuw aangetimmerde turf en houtschuur, beneven een spatieus hof, beplant met fijne vrughtbomen en twee moeshoven, een groot klaverkamp en wintertuin, 3 aangename vis ryke vyvers, een vermakelijke styger aan het diep lopende langs het hof naar Groningen, een boerenwoning met bouw- hooi- en weideland, en het volle regt tot de jagt.
Hoe aantrekkelijk en aanlokkelijk deze omschrijving het voorstelde, een liefhebber was niet te vinden.
- Enkele jaren later kocht het een zekere Adde Jans uit Bellingwolde. Ook dit was geen succes.
- De volgende koper was een koopman Van Delden uit Groningen. Doch ook maar enkele jaren.
- Van 1790-1795 was ene Entrup eigenaar.
Bij overdracht van onroerend goed moest men de 40e penning belasting betalen. Dus 2,5% van de:. waarde van het betreffende goed. De aangifte had plaats bij de schulte van het kerspel.
Hieronder ziet u een protocol van de 40e penning.
De laatste echte eigenaar van het “landgoed Rustlust” was de familie Pieter Roelfzema uit Groningen. Hij was getrouwd met ene Albertha ten Oever. Roelfzema breidde de zijn bedrijf nog uit met landerijen. Echter in 1821 brandde de boerderij af door hooibroei. De boerderij werd wel herbouwd maar toen verpacht. Roelfzema overleed in 1826.
Uiteindelijk is het landhuis met boerderij en landerijen in 1837 verkocht op een veiling (zie bijlage, door de weduwe mevr Bakker-ten Oever., in kavels. Het landhuis zelf is niet meer bewoond geweest en uiteindelijk gesloopt. Nu is er van het geheel niets meer te vinden, behoudens en paar eiken.
Aan de ander zijde van de brink stond de boerderij van de fam. Ellents. Dit geslacht behield de gehele 18e eeuw haar deel van het erf, dat in 1692 door Landtraad Nijsing was aangekocht. (zie kad.tek. 1832 P 61)
In 1819 is het boerenhuis in tweeén gesplitst. Het zuidelijk deel werd afzonderlijk verkocht, na de k dood van Coenraad Wolter Ellents Willinge, secretaris van het college van drost en gedeputeerden, het geheel in veiling is gebracht.
In het bovenstaande kunnen we dus vaststellen dat Schipborg een paar eeuwen gedomineerd is door:
- Het katholicisme p
- “Landtschrijvers” van Drenthe
Hier onder is een opsomming van de “Drentse adel” welke op vele manieren met elkaar waren verwant en zakelijk grote invloed uitoefende in Drenthe.
In 1771 is er een scheiding van de marke tussen de marktgenoten Zuidlaren en de marktgenoten Schipborg geweest. Opvallende namen van de kant van de markegenoten van Schipborg zijn: J Kymmel, C. W. Ellents en J.R.Bottichus de onderhandelaars.
- Johan Sichterman Ontvanger-Generaal der Landtschap Drenthe.
- Coenraadt Walter Ellents Landtschrijver van Drenthe. Gehuwd met Bottichus. Woonde in Anloo. Huis in Assen was afgebrand. Later met Anna Geertruit Sichterman.
- Johan Sichterman, Ontvanger-Generaal.
- J. Kymmel Landtschrijver van Drenthe, gehuwd met Johanna Oldenhuis. Kinderen toen met dubbele naam; Oldenhuis Kymmel Zoon Georg Kymmel gehuwd met Fenna Nijsingh. Een Lucas Kymmel gehuwd met Margaretha Willinge.
- Nijsingh Landtschrijver van Drenthe
- Willinge. Schulte van Peize.
- Kind genoemd Coenraadt Walter Ellents Willinge gehuwd met een Nijsingh. Later Landtschrijver.
- Kind, Jan Hendrik Willinge. Gehuwd met ene Trijntje Tonckens uit Westervelde. Al deze namen komen we tegen in het onroerend goed in Schipborg.
Verdeling marke Schipborg
Verdeling markegronden.
Bij de wet van 6 juni 1840 werd besloten dat de markegronden in Drenthe moesten worden verdeeld onder de waardeel houders , dit kon zonder toen zonder lasten. Deze waardelen waren door vererving en verkoop behoorlijk verdeeld. De notaris heeft toendertijd met de volmachten van de boermarke besloten de verdeling doen plaats vinden in 1/4e waardeel. Dus in totaal 39 1/4e aandelen. De marke had op dat moment te verdelen 451,69 ha heide, hooi- en weilanden. Ik geef U nu een opsomming hoe de verdeling heeft plaats gevonden. Iedere 114e waardeel was dus ong. 11,58 ha. Na hoogstwaarschijnlijk veel gepraat en veel wantrouwen is er toch tot een definitieve verdeling gekomen.
Ik noem eerst de bezittingen die eigenaren hadden in Schipborg.
Harm Noort 23,68 ha
Berend Pranger 7,24 ha
Tonnis Rebbers 7,81 ha
Tamming 17,42 ha
Tamming 13,75 ha
Teunis Hadderingh 0,14 ha (dus een klein gedeelte waardeel)
Jannes Eisinga 5,11 ha
Jan Timmer Zuidlaren 22,30 ha (Eigenaar van boerderij Barelt Dekens)
Kymmel (olde) 1,12 ha
Kymmel Smilde 42,31 ha
Jan Ansing De Jonge 4,00 ha
Piet Gerbers 3 ha
Teunis van Bergen 1,48 ha
Derk van Bergen 7,00 ha
Egbert Benthum 9,00 ha
Deze boeren woonden toen de meeste in Schipborg. Alleen de boeren Timmer en Tammink kwamen uit Zuidlaren en de fam. Kymmel uit Smilde.
De boermarke heeft in Schipborg normaal gefunctioneerd met volmachten de zaken aangaande onderhoud van wegen en onderhoud van het boerholt . En andere dingen welke noodzakelijk waren een dorp te laten functioneren.
Na de wet op de Markescheiding in 1840 is in 1849 een defintieve scheiding gekomen van de gezamelijke gronden. Let wel: deze gronden bedroegen wel een oppervlakte van 451 ha, 63 roeden en zeventien ellen. Zoals eerder genoemd waren er 9 3/4 waardelen. Dus de waarde van ieder waardeel werd toen ca 46 ha per waardeel.
Hiernavolgend vindt U de verdeling welke plaats vond in 1849.
In 1849 werd bij notaris Athonie Homan te Assen de voorbereiding genomen tot de markescheiding. Dit speciaal bij een andere notaris, want de notaris van Zuidlaren, Mr Casper Everhard Kniphorst. was in het bezit van waardelen van Schipborg en dus belanghebbende. Men spreekt in het notarieel stuk over markte i.p.v. marke.
U moet begrijpen dat dit geen kwestie was van zo maar een ieder een gedeelte land toe wijzen waar hij recht op had. Al in 1848 waren door de eigenaren van de waardelen 3 personen aangewezen om met een voorstel te komen.
Van de voorgeschreven marke is door een daartoe bevoegde landmeter een kaart gemaakt welke behoorlijk is gezegeld en geregisteerd. De opgemelde kaart die tot grondslag de scheiding en met de onderwerpelijke acte een geheel uitmaakt is ondertekend door de heren Jan Albert Meursing, burgemeester der gemeente Anloo, wonende te Eext en Coenraad Wolter Ellents Kymmel) benevens Harm Noord en benevens nu wijlen Roelof Tammink gewoond hebbende en overleden te Zuidlaren. Zij zijn in een daartoe belegde Marktvergadering benoemd om de verdeling van de voormelde markte te regelen en daarvan een plan te ontwerpen.
Aldus een gedeelte uit de officiële acte van de notaris.
Om tot een oplossing is de markte vooraf in 2 hoofddelen afgedeeld, waarvan de eene deel het Schipborgerdeel en het andere het Zuidlaarderdeel, omdat zij, die het laatste deel bekomen alle in Zuidlaren woonachtig zijn. Met uitzondering van Hendrik Onsté. Zij die het Schipborgerdeel kregen en tezamen 35,5 vierendeel waardeel bezitten en die van Zuidlaren 4 vierendelen. Het zg. Zuidlaarderdeel is geheel gelegen ten Noord Westen van de weg die van Zuidlaren naar Vries loopt (Let wel; De weg van Zuidlaren naar Vries loopt via het bruggetje van Schipborg en dan via Zeegse naar Vries. Dit was de hoofdverbinding Assen-Zuidlaren en VriesZuidlaren).
1920 De andere hoofdverbinding was de weg via Gasteren – Rolde richting Coevorden. Dit is duidelijk te zien aan de grootte van de kadastertekening van 1832
De weg Schipborg-An/oo was alleen maar een karrepad voor plaatselijk verkeer. En om naar de kerk te gaan. Zie bovenstaand artikel. De weg Anloo-Schipborg-Vries-Zuidlaren in 1920 verhard.
Heel interessant in de marktescheiding wordt 1 bunder 50 roeden en 22 ellen land gereserveerd voor de bermen enz. van de oude weg Zuidlaren naar Vries.
Ook is voor alle wegen een breedte van 10 ellen gereserveerd. Dus ca 6,80 m. Netto blijft in de verdeling over 380 bunder 56 roeden en 87 ellen.
Men heeft het Schipborger deel weer onderverdeeld in 5 hoofdgroepen en toen een verdeling proberen te maken zodat iedereen naar redelijkerwijze tevreden gesteld kon worden.
Ik geef U hierbij een opsomming van de eigenaren van de waardelen en het aantal land wat zij toebedeeld kregen. Om het wat gemakkelijker te maken heeft de notaris de verdeling gemaakt. Hij heeft de 9,75 waardelen verdeeld in 39,5 vierendelen.
Vele van deze eigenaren zullen we op de navolgende bladzijden, wat betreft het kadaster vaak tegen komen. U moet wel beseffen, dat het meeste van al deze gronden toen waardeloze gronden waren. Speciaal heidevelden en bossen. Enkele betere stukken land zijn ook navenant verdeeld naar de toen geschatte waarde. Wat heeft zo,n markte scheiding betekend voor een dorp als Schipborg. Kom hier later op terug.
Interessant is te lezen, dat de leemdobbe, welke gebruikt werd om leem te verkrijgen voor de “delen” of de verharding van de vloeren van de schuren of vroeger voor de zijmuren. Hiervoor werd de leemdobbe gebruikt.Deze leemdobbe heeft men buiten de marktescheiding laten vallen. Denk ik later door de volmachten verkocht.Deze leemdobbe is nu een schoonheid als u daar b.v. komt in mei. Het is n.l. nu omzoomt met rhododendrons. (zie foto) en het ligt in het bos tussen de zandweg naar Gasteren en de Weg naar Anloo vlakbij de boerderij “De Schipborg”.
Schipborger veen.
Het zal voor velen onbekend zijn, maar Schipborg had ook een veengebied waar turf werd gestoken. Dit veengebied ligt aan de weg naar Zeegse schuin tegenover het voormalig zwembad Evenhuis en tegenover de villa aan de Ruiterweg.
Bij de Markescheiding werden deze veengronden ca 2 ha. toegedeeld aan de boeren Oldenweenin ( later Schuilings) en Van Bergen (later De Vries).
Dit veengebied is tot voor ca 20 jaar terug in het bezit geweest van deze families en ook gebruikt voor turfontgraving. Later is het in gebruik genomen als stukjes weiland, maar het was nat en slecht land.
In de stukken van de markescheiding werd gesproken dat er een afwatering zou komen via een sloot en een “pomp” (duiker) onder de weg door naar de Drentsche Aa.. Hiervan is nu niets teru te vinden. Deze veengebieden zijn in de 80er jaren van de vorige eeuw verkocht aan het “Drents Landschap”.
Schipborger veen
Na de markscheiding werd dus in wezen een boermarke een minder belangrijk instrument in de Schipborgse samenleving. De waardeel houders bleven. Er waren volmachten (bestuurders). Er werd weleens vergaderd als bestuur. Maar er is geen administratie teruggevonden of zo. Echter in de stukken welke in het Drents archief aanwezig waren. Werden toch nog wat interessante zaken gevonden over het reilen en zeilen van de boermarke.
Ineens in de 30er jaren van de vorige eeuw werden er weer vergaderingen gehouden van de boermarke. En er werden zelfs notulen gemaakt. In de notulen werd veel aandacht besteed aan “De weg” Hoogstwaarschijnlijk was dat de weg die later midden over de es werd gelegd en nu bekend staat als Esweg. Er werd een weg aangelegd recht over de es, zonder dat er aanpassingen gedaan werden aan de aanliggende akkers. Nee, zij werden recht doorgesneden. Nu onstonden de z.g. padakkers. Kleine afgesneden stukjes grond. Dit is later bij de verkaveling in de 50er jaren van de vorige eeuw van de es weer hersteld, en is de oude oorspronkelijke weg verdwenen.
Maar het bestuur was toch redelijk ondeugend. Zij verkochten de kavels P 113 en P 114 en kregen daar geld voor. Deze kavel zijn het stukje weidegrond aan de weg naar Anloo en rechts van de Esweg t.o. boerderij van Fam. A. Schuiling.
In de notulen van maart 1930 werd voorgesteld alle markegrond verkopen aan aanliggende bewoners. De Brink blijft voor korenbulten. Volmacht Jan Klein stelt voor om de gronden van de brug tot aan de Zuidlaarderweg te verkopen aan hem. Is blijkbaar niet gebeurt. Grond zou echter voor bouw zomerhuizen meer culturele waarde krijgen.
De marke van Schipborg was ook in het bezit gebleven van de brink tegenover de Kymmelsberg. Deze brink werd gebruikt voor het plaatsen van korenmijten van de boeren. In de zomer werd het koren van het land gehaald en op de brink in een zg “korenbult” gezet.
Dit was eigenlijk de enige functie die de brink had in Schipborg. De volmachten verkochten deze brink in 1955 aan de gemeente Anloo voor een bedrag van 1900 gulden.
En toen ontstonder er ondeugden en hebberigheden bij de volmachten. Uiteindelijk bestond de boermarke nog en waren er altijd nog 39,75 waardelen die nog in bezit waren van de waardeelhouders. De volmachten dachten wat niet weet, wat niet deert. Wij verdelen het geld onder de volmachten. En wij zien wel hoe dat afloopt.
Ik voeg hier enkele volmachten toe van vertaalde brieven die te vinden zijn in het Drents archief.
Vertaling:
Aantekenen.
Aan den Heer W. stevens
Landbouwer te Schipborg gem. Anloo Post Annen
Geachte heer,
Gezien het feit dat Johannes de Vries en mijn persoon zaterdag 12 Febr. 1955 de aan de gemeente Anloo verkochte brinkperceel behorende aan de onverdeelde boermarke Schipborg aan genoemde gemeente hebben overgedragen en u als penningmeesterdier marke de koopsom groot fl. 1904,00 (negentienhonderdenvier) hebt ontvangen. Welk bedrag, na aftrek der daaruitgeschoten gelden als, verzekering enz, volgens het voorstel van genoemde Johannes de Vries en er in vijf gelijke porties zou worden verdeeld, bericht ik u dat ik met deze gang van zaken geen genoegen kan nemen.
Omreden;
De fam. Derk van Bergen slechts gerechtigd is voor tweevierendelen.
W. Stevens , gerechtigd is voor nul comma nul, voor zover ik kan uitzoeken.
J. Klein gerechtigd is voor tweevierendeel plus zestiende van een vierendeel.
Het derhalve hoogst ontoelaatbaar en hoogst onverantwoordelijk zal zijn dat;
Het ontvangen bedrag van na aftrek der uitgeschoten gelden, beide bovengenoemd, zal worden verdeeld in vijf gelijke porties en wel, aan Warner Boer, Berend Boer, Johannes de Vries, Willem Stevens en Jan Klein, daar het feit zich kan voordoen dat geen andere gerechtigden eenig aanspraak op dat te verdelen bedrag maken, en alsdan de famile Boer drie porties, Stevens één en Klein één portie. zou ontvangen. Derhalve zal aan de familie van Bergen met 2 vierendeel, Stevens één en ik ieder één portie ontvangen en dat terwijl ik de meest gerechtigde ben.
Daarom is het mijn wens, dat…
De drie bestuursleden , met name genoemd Johannes de Vries, J. Klein en W. Stevens, alle drie voornoemd, ieder één derde van het bedrag ontvangen en een verklaring in triplo tekenen dat ieder voor hetgeen hem niet rechtmatig toekomt zich verplicht het teveel ontvangen alsdan nog te allen tijde aan genoemde rechtmatige uit te keren voor een derde.
Op deze manier zal niemand worden bevoordeeld en ook niemand worden benaadeeld.
Dan zal Johannes de Vries niet meer tegen mij aan kunnen spugen en W. Stevens zal mij dan niet meer als gemeen en of ondeugend betitelen.
Ik verwacht jullie in Taarlo vrijdag namiddag ten mijne huize, Mochten jullie hiermede niet accoord gaan dan zie ik geen andere mogelijkheid als het recht zijn beloop te laten.
Taarlo 15 februari 1955.
Ik laat mij niet afgunst door niemand beschimpen, bespugen, nog beledigen.
J. Klein.
Onderlinge correspondentie Boermarke
Brieven heen en weer met de afrekening. Interessant is te lezen,dat Joh. De Vries zijn familie waardeelhouders er wel bij betrok en zo ongeveer 3/5e van het geld bij één familie terecht kwam.
Ook interessant is te weten, dat de heer Jan Klein in 1928 een 1/4 vierendeel aankocht van de Zuurman en zijn schoonvader Lokhorst uit Vlagtwedde. (Lokhorst was een schoonzoon van Hendrik Stevens) Dit voor een bedrag van 25 gulden. (notarieel geregeld) Zo kon hij in Schipborg volmacht worden van de boermarke en meedelen in de verkopen.
Nog een grappige verkoop. In 1906 kocht Henderikus Gerbers van Jacob Krans (deze had ze gekocht van erven Oosting) 1/5e van 8 vorrelwaardeel voor een bedrag van 2,50 gulden. Kwitantie hiervan in Drents archief.
En op zo’n manier verdween de boermarke van Schipborg.
Op de es van Schipborg zie kadasterkaart liep alleen een weg linksom over de es richting Zuidlaren. Wilde men op zijn land komen, dan moest men wel over het land van andere eigenaren rijden. Uiteindelijk heeft men beseft dat dit niet de goede weg was. Men heeft toen radicaal een weg recht naar achter getrokken. Geen rekening houdende met de kavelindeling. Wat men toen kreeg waren de zogenaamde “pasakkers”, stukjes land die waren afgesneden door de nieuw aangelegde zandweg. Een kromme vertoning. Een verkaveling was blijkbaar niet mogelijk.