Bewoners vanaf 1650

HISTORIE

Historisch perspectiefOntstaanDe MiddeleeuwenOpkomst landbezitMarke van Bork
HaardstedengeldBewoners vanaf 1650RuilverkavelingOude kaartenBijlagen

Bewoners van Schipborg vanaf ca 1650.
Om er achter te komen hoe de bevolking van Schipborg er in de loop van de eeuwen uitzag, zijn er verschillende mogelijkheden.
Dat zijn:
A.  Bezaaide landerijen. 1612.
Hiervan zijn in het Drents archief de nodige registers. ( moeilijk te ontcijferen). Dit is een mogelijkheid om na te gaan wie de bewoners waren in die tijd.
B. Grondschattingsregisters.
Deze vonden plaats in 1630,1642 en 1654. Sedert 1654 nieuw gebouwde huizen en nieuw aangemaakte landerijen. In 1742 moesten alle wijzigingen die aangebracht waren in kaart worden gebracht. Hierbij is een overzicht van de boerderijen welke vastgelegd waren omstreeks 1654.

C. De 30e en 40e penning.
Bij vererving moest men de 30e penning als belasting betalen. Bij overdracht van goederen moest men de 40e penning betalen, Is 2,5%, aan belastingen.
D. Haardstedenregisters.
Haardstedengeld = vroegere belasting waarvan voor de hoogte van de heffing het aantal paarden telde. Max. 4.
(zie ook pagina Haarstedengeld)
(zie ook “Haardstedenregister Schipborg)
E. Kohieren van vaste goederen.
In 1807 werd een register gemaakt van de vaste goederen in een dorp met namen eigenaren..
F. Register der inwonenden.
G. Wijzigingen eigendommen via de archieven van de schulte.
H. Kadaster in 1832.
Hiermeee werden alle vastgoedtransacties vastgelegd.
I. Grondbelasting.
In 1880 werd grondbelasting geheven. Hiervan werd een register grondbelasting gemaakt.
J. Succesiememories.
Die werden opgemaakt na overlijden van personen.
K. Burgelijke stand.

Uit al deze bovenstaande bronnen heb ik (H.Schuiling) geprobeerd een beeld te schetsen van de inwoners van Schipborg. 

 Eigenaren in 1807.

De Kohieren van vaste goederen van 1807 vermelden de volgende eigenaren met een aandeel in de marke. Er zit geen lijn in de vaste bewoning in Schipborg.

Nr. Naam Vaste goederen Waardeel
293 P. Roelzema Huis en hof 1
294 P. Leeker Huis en hof niet bekend
295 F. Leeker (overl. in 1819) Huis en hof en weiland 1,50
296 Barelt Dekens Huis en hof en weiland 0,50
297 A Tamming cs Huis en hof Eene waere en 6
spint waardeel
298 A Braams en J.L. Homan
Braams is schulte in Eext
Huis en hof niet bekend
299 L Kymmel Huis en hof 1,25
300 H. Ebbinge Huis en hof 1,25
301 Wed. Ellents (met F. Leeker) Huis en hof 1,25

Totaal bekend dus, zeg maar, 8 waardelen. Opvallend is dat de naam Harm Noort ontbreekt, terwijl deze toentertijd echt in Schipborg woonde. Slordigheid of wat anders? In het haardstedenregister en in de Kohieren van vaste goederen zit geen vaste lijn om te zien waar de bewoners woonden.

De toenmalige bewoners of eigenaren op de aangegeven kadasternummers waren:

Sectienr. Namen van bewoners of eigenaren
P57  Kymmel
P66 De erven Barelt Dekens (overleden 1821) 2 dochters. Fennechien getrouwd met Klaas Hamming. Woonden in Schipborg in 1837, overleden 1847
P61 De erven Tammink Zuidlaren
P59 Harm Jan Noort(d)
P60 erven Tammink
P84 Derk van Bergen
P103 Bakker Groningen. (Pachter Geert Tonnis Rebbers)
P110 School-afbraak 1880
P112 Jan de Jonge (verkocht in 1812)
P112a Berent Pranger (verkocht in 1847)
P115 Pieter Gerberts
P219a Egbert Benthum

Totaal bekend dus zeg maar 8 waardelen.
Heel typisch, U mist de naam van Harm Noort, terwijl deze toendertijd echt in Schipborg woonde. Slordigheid of wat anders. Ik weet het niet.

U ziet dat in het haardstedenregister en in de Kohieren van vaste goederen er geen lijn in zit waar de bewoners woonden.

Uit het haardstedenregister in de loop van een paar honderd jaar is na te gaan, dat we in Schipborg niet kunnen spreken van vaste families die eeuwen in een dorp hebben gewoond. Bij iedere jaartal van het haardstedenregister duiken weer nieuwe namen op.

In 1794 zijn er geen eigenerfden meer in Schipborg. Dat betekende, dat alle boeren toen genoemd in het register pachter waren of kleine boeren. Een eigenerfde boer was een “volle”boer. Dus 4 paards. De oorzaken van het alleen maar pachtboeren zijn is feitelijk tweeledig. Hiervoor zullen we terug moeten gaan in de tijd.

Verschroeide aarde.
Tussen 1580- en 1594 hielden soldaten op een afgrijselijke wijze huis in Drenthe. Rond de belegering van Groningen door stadhouder Maurits bleven de soldaten lang in Drenthe. Dorpen werden verwoest, bossen werden gekapt Men had hout nodig voor oorlogvoering. De mensen waren vermoord of gevlucht. Het inwonertal in Drenthe liep in deze oorlogseeuw in Drenthe terug van ca 40.000 inwoners naar ca 15.000.
De pachtcontacten welke de voogden afsloten, gaven aan dat er een grote disorder bestond in Drenthe en in Noord Drenthe in het bijzonder.
Bij de eerste pachtcontracten, gesloten na de verschrikkingen van 1580-1594, werden de pachtcontracten voor ongeveer 8 jaar afgesloten. Kreeg de pachter de “de vuile inseyinge” en verder nog 75 Emder gulden18. Dit om de pachters weer op gang te helpen.
Gezien de vernieling van het Biirckerholt door de soldaten, die hout nodig hadden voor vuur en oorlogsvoering, werd ook iedere pachter of eigenaar verplicht om ieder jaar
“4 eikentelgen te planten om weer een “boerholte” te realiseren” .
Er was veel hout nodig voor de opbouw van huizen en schuren. Hiervan komt de naam Telgenkamp. Een akkertje waar de boeren eikels planten om zo telgen te kweken voor beplanting in het boerbos.
Nadat normale tijden na de oorlog 1580-1595 waren teruggekeerd, probeerde men weer orde op zaken te stellen.

Beringeguet
In 1598 wordt van een niet op de tiendrol voorkomende erve wordt gezegd ” Germinge ofte Berminge in yn pacht gelaten dye edele eerentfeste jonker Johann Rengers, hovelinck to Helm (Helium) en is groot omtrent 16 mudden boulants, twee dachwerk hoeilants, een volle waer toe holte en toe velde sonder huis ende heft wel 16 jaren woest gelegen daer die joncker zelfs op timmeren zal tot zin.
En zal dit arve in pacht hebben acht jaeren lanck, waarop de hure is ingegaan anno 1597 op mey en zal dyt jaer XCV111 daeroff betalen dre mudden rogge.” Zelfs de naam van het erf was niet meer bekend na deze lange tijd van ‘verwildering’.
‘Mede door de onduidelijke eigendomsverhoudingen’. had tot gevolg dat de ridderschap en eigenerfden van de Landtschap de boerderijen en landerijen gingen verpachten.

Op de lotting18 van 1650 sprak men over de landerijen als het Beringeguet te Borck. De oppervlakte van de landerijen was ook onbekend. Wel werd er in 1625 12,5 mud land aan toegevoegd, die tevoren woest hadden gelegen en die bij “gene eigenaer bewesen conden worden”.
Zo had deze rentmeester Rengers deze grond aanvaard van het Landtschap. Johan Rengers was een Groningse jonker. (1542-1626) Hij woonde op de Fraylemaborg te Slochteren. Deze Johan Rengers liet een nieuw “licht huys bouwen van vuyren holt”

Het Beringeguet is in 1641 door ridderschap en eigenerfden van de Landtschap aan kapitein Jan Hagewolt verpacht. De voorgaande erfpachter, Jan Tijmans, rentmeester van Assen, had op dit “guet” een nieuwe boerderij gebouwd. Na de wisseling van verschillende bewoners komt het in ca 1695 in handen van rentmeester Frederik Hendrik Goeddaeus. Deze familie heeft ca 90 jaar op dit “Guet” gewoond. Goeddaeus was een familie afkomstig uit Steinfurt Duitsland. Een voorvader Conradus Goeddaeus was predikant te Vaassen (Gld) omstreeks 1600. Overleden 1634. Er was een kleinzoon Frederik. Mogelijk dat deze naar Schipborg is verhuisd. Kan verder weinig gegevens vinden.


 18 Emder gulden = rekeneenheid ter waarde van 30 Groninger stuivers. De munt kwam ook voor als klinkende gouden munt.

19 Lotting = zitting van de etstoel. De lottingsdagen en —plaatsen waren voorgeschreven en vastgelegd in het Landtrecht van 1412; voor Anloo op St Magnus (19 augustus) Vanaf 1659 waren er slechts twee lottingen per jaar.

Banningeguet.
Een andere Groninger jonker Derk Coenders verwierf in 1556 gedeelten van het Banningeguet. Hiervoor moest hij land afstaan in het Westerkwartier (Faam) Na de ellendige oorlog heeft hij de boerderij weer opgestart. Zijn zoon Allert kocht nog land op de Schipborker es in 1602.

Fraterhuizen
Gezien de rekeningen van het Fraterhuis vanaf 1630 bewaard zijn kan men de huurders makkelijk naspeuren. Er werd nogal eens gevraagd om verlaging of kwijtschelding van de pacht. Het boer zijn was in de 17e eeuw weinig lucratief. De erven van de Fraterhuizen worden in de rekeningen niet met name genoemd. De twee erven van het Fraterhuis waren direct in twee even grote delen verdeeld De pachters betaalden daarvan betaalden gelijke pachtsommen. Beide erven werden in 1646 verhuurd aan één en dezelfde pachter. En wel aan Willem Hiddinge. Deze Willem Hiddinge was een telg uit het bekende boerengeslacht uit Rolde en Gasselte. Vele Hiddinghes hadden functies als schulte en ette. Deze Willem Hiddinghe had al meerdere erven in Schipborg. In de de opnames in het grondschattingsregister van 1654 komt U de naam Willem Hiddinghe 6 keer tegen. Hij was dus een grootgrondbezitter in Schipborg. Hij woonde zelf op de grootste boerderij van Schipborg. Deze was geschat op 2700 Car. Guldens, Ook een schoonzoon Dronrijp bezat een boerderij in Schipborg. In de geschiedenis-annalen wordt deze genoemd als student Dronrijp afkomstig uit Franeker. Nadere gegevens ontbreken.

Later komen wij een Janna Hidding tegen. Deze Janna Hidding is failliet verklaard. Een dochter van Jan Hidding en Anna Hoving. Een kleindochter van bovengenoemde Willem Hidding. Deze was getrouwd met Berend Lijphart. Deze Lijphart was landmeter in dienst van “De Landtschap”. Zij was eerder getrouwd met Arent Joost Ravensberg. Eveneens landmeter.
De nog overgebleven boerderijen van de familie Hidding werden in 1774, dwangmatig verkocht. Bovengenoemde beide boerderijen ( de zg. Fraterhuizen) werden in 1692 verkocht. Zie openbare veiling. Het fraterhuis bestond niet meer. Het was opgeheven 1684 en de opbrengsten van de bezittingen kwamen ten goede aan het Predikantenkassa. (zo kan het lopen) in Groningen. Reden voor de verkoop was misschien te danken aan het feit, dat de oogst in 1692 in Drenthe volledig mislukt is. Bovendien was er al een langdurende epidemie. Een besmettelijke ziekte, die veel sterfte onder de dieren veroorzaakte. Een geregeld inkomen was niet te verwachten. De pachters konden niet voldoen aan de huur.
De situering van de te verkopen Fraterhuizen wordt aangegeven op de kadastertekening in de bijlagen.

Kopers werden gevonden in de Drentse Landtschrijver Nijsing en de ontvanger Sichterman. Zij waren zwagers.
Ook de weduwe Ellents, Anna Geertruida Sichterman, een zuster van zijn eerste vrouw was mede eigenaar. Bovendien had haar man in de tijd dat hij Landtschrijver van Drenthe was alweer veel onroerend goed gekocht. (zie schultegerechten). O.a in Anloo en Annen.
Het beroep van Landtschrijver was blijkbaar een lucratief beroep.
In 1700 waren er twee meiers op hun landerijen. O.a luitenant Hiddinck. De nieuwe eigenaar van het andere verkocht e erf van het Fraterhuis was Johan Sichterman, een schoonzoon van de Landtschrijver Wolter Sichterman.
Want het “Beringeguet” (zie boven) was in 1641 door ridderschap en eigenerfden in pacht gedaan bij de familie “ritmeester” Johan Hagewolt.
Grootvader van moederszijde van Johan Sichterman en zijn zusters, mevr. Ellents en mevr Nijsingh. Hier werden elkaar echt wel de bal toegeschopt. Vrij ingewikkeld allemaal.

In 1695 is een contract opgesteld door enerzijds Ontfanger-Generaal der Landtschap Drenthe, Johan Sichterman en anderzijds Anna Geertruida Sichterman weduwe van wijlen de ontvanger-Generaal der Landtschap Drenthe Coenraadt Ellents. Zie bijlage 2.
In dit contract werden de beide Fraterhuizen verdeeld. Mevr. Ellents- Sichterman kreeg een 1/2 part in een fraterhuis tezamen met de secretaris der Landtschap Drenthe de heer Nijsingh uit Eelde. Bovendien kreeg mevr. Ellents-Sichterman een 1/4 e part in twee Hiddinge erven. Hiervan kan ik niets terugvinden. Maar deze families hebben blijkbaar ook 2 boerderijen van de erven Hiddinge gekocht.

In een oud krantenartikel uit 1774. Worden twee boerderijn van de erven Hiddinghe verkocht wegens faillissement.

Een van de boerderijen in huur bij een weduwe Roelfs, de andere bij Geert Clamer. Er is totaal 3 waardelen bij de boerderijen. Betekent wel ong. een derde van het aantal waardelen in Schipborg. De boerderijen waren 3 en 4 paards boerderijen. Huuropbrengst voor 1 boerderij 120 gld/jaar en andere boerderij 30 mudde rogge. Helaas moeilijk na te gaan wie de kopers waren. 

Johan Sichterman kocht met zijn vrouw Johanna Ysbrandts nog een boerderij, genaamd Esterhofte (een behuisinge en hofte en 6 mudden ackerlandt gelegen op Schipborcker Esse van Jan Claessen uit Colham. Zie bijlage 4.
Deze had deze boerderij gekocht van wijlen Roelof Egberts.(komt voor in de haardstedenregister.)


  •   Landtschrijver = Griffier van de etstoel en daarmee het oudste ambt in Drenthe. Hij was de best geïnformeerde ambtenaar en kon daardoor veel invloed uitoefen.

Bovendien hadden zij ong. tegelijkertijd nog een boerderij van Berent Jans en zijn zoon Roelof Berents gekocht.”bestanden in huisinge, schuire,bouw-,weidacker en hoiylanden, waerdelen. Zie bijlage 5.
Dit betekende dat in een tiental jaren zo 6 boerderijen behoorden aan de families Sichterman en Ellents. Mevrouw Ellents-Sichterman bleef in Anloo wonen.
Er is nu wat onduidelijkheid over de boerderij van de familie Goeddaeus. Het is niet na te gaan waar ze precies gewoond hebben. Mevrouw Sichterman ging als weduwe in 1714 in Schipborg wonen. Zij had contacten in het dorp zelf. Tijdens de tijd dat haar man nog leefde werd een nieuwe hofstede gebouwd. Dit was een groot landhuis met 3 vijvers en 2 boerderijen. En dit alles aan de oever van de Drentse Aa. Met een fantastisch uitzicht. Daaraan gekoppeld lag een grote boerderij (zie kad. Tekening bij de bijlagen), welke bewoond werd door pachters.

Terug

De achtereenvolgende eigenaren van dit goed waren:

  1. Engelina Sichterman gehuwd met Focco Lunsingh, rentmeest van Dikninge. Zij hebber er niet gewoond.
  2. Fam Struuck uit Yhorst.
  3. De Fam Tjassens ,gehuwd met Anna Ellents. (kleindochter van het echtpaar EllentsSichterman). Deze familie heeft het nogal uitgewoond. Er waren enkele rechtszaken bij de etstoel over deze slechte bewoning.
  4. De volgende familie was een fam Van Velzen uit Rolde. Zij woonder er van 1776 tot 1779. Het is toen weer verkocht aan Jan Wichers uit Groningen.

Deze wilde het in 1782 weer verkopen. Echter er was geen liefhebberij. Bij deze verkoping wordt en duidelijke omschrijving gegeven nl.
Een aangename plezante buitenplaats geleegen tot Schipborgh bestaande uit eene heerenbehuizing, met 5 kamers, een ruime keuken, 2 kelders. Stalling voor 4 paarden en een koetshuis, alsook en nieuw aangetimmerde turf en houtschuur, beneven een spatieus hof, beplant met fijne vrughtbomen en twee moeshoven, een groot klaverkamp en wintertuin, 3 aangename vis ryke vyvers, een  vermakelijke styger aan het diep lopende langs het hof naar Groningen, een boerenwoning met bouw- hooi- en weideland, en het volle regt tot de jagt.
Hoe aantrekkelijk en aanlokkelijk deze omschrijving het voorstelde, een liefhebber was niet te vinden.

  1. Enkele jaren later kocht het een zekere Adde Jans uit Bellingwolde. Ook dit was geen succes.
  2. De volgende koper was een koopman Van Delden uit Groningen. Doch ook maar enkele jaren.
  3. Van 1790-1795 was ene Entrup eigenaar.

Bij overdracht van onroerend goed moest men de 40e penning belasting betalen. Dus 2,5% van de:. waarde van het betreffende goed. De aangifte had plaats bij de schulte van het kerspel.
Hieronder ziet u een protocol van de 40e penning.

Een protocol van de 40e penning

De laatste echte eigenaar van het “landgoed Rustlust” was de familie Pieter Roelfzema uit Groningen. Hij was getrouwd met ene Albertha ten Oever. Roelfzema breidde de zijn bedrijf nog uit met landerijen. Echter in 1821 brandde de boerderij af door hooibroei. De boerderij werd wel herbouwd maar toen verpacht. Roelfzema overleed in 1826.
Uiteindelijk is het landhuis met boerderij en landerijen in 1837 verkocht op een veiling (zie bijlage, door de weduwe mevr Bakker-ten Oever., in kavels. Het landhuis zelf is niet meer bewoond geweest en uiteindelijk gesloopt. Nu is er van het geheel niets meer te vinden, behoudens en paar eiken.

Krantenartikel 1837

Aan de ander zijde van de brink stond de boerderij van de fam. Ellents. Dit geslacht behield de gehele 18e eeuw haar deel van het erf, dat in 1692 door Landtraad Nijsing was aangekocht. (zie kad.tek. 1832 P 61)
In 1819 is het boerenhuis in tweeén gesplitst. Het zuidelijk deel werd afzonderlijk verkocht, na de k dood van Coenraad Wolter Ellents Willinge, secretaris van het college van drost en gedeputeerden, het geheel in veiling is gebracht.
In het bovenstaande kunnen we dus vaststellen dat Schipborg een paar eeuwen gedomineerd is door:
1. Het katholicisme
2. “Landtschrijvers” van Drenthe

Hier onder is een opsomming van de “Drentse adel” welke op vele manieren met elkaar waren verwant en zakelijk grote invloed uitoefende in Drenthe.

In 1771 is er een scheiding van de marke tussen de marktgenoten Zuidlaren en de marktgenoten  Schipborg geweest. Opvallende namen van de kant van de markegenoten van Schipborg zijn: J Kymmel, C. W. Ellents en J.R.Bottichus de onderhandelaars.

  “Drentsche adel”

  1. Johan Sichterman Ontvanger-Generaal der Landtschap Drenthe.
  2. Coenraadt Walter Ellents Landtschrijver van Drenthe. Gehuwd met Bottichus. Woonde in Anloo. Huis in Assen was afgebrand. Later met Anna Geertruit Sichterman.
  3. Johan Sichterman, Ontvanger-Generaal.
  4. J. Kymmel Landtschrijver van Drenthe, gehuwd met Johanna Oldenhuis. Kinderen toen met dubbele naam; Oldenhuis Kymmel Zoon Georg Kymmel gehuwd met Fenna Nijsingh. Een Lucas Kymmel gehuwd met Margaretha Willinge.
  1. Nijsingh Landtschrijver van Drenthe
  2. Willinge. Schulte van Peize.
  3. Kind genoemd Coenraadt Walter Ellents Willinge gehuwd met een Nijsingh. Later Landtschrijver.
  4. Kind, Jan Hendrik Willinge. Gehuwd met ene Trijntje Tonckens uit Westervelde. Al deze namen komen we tegen in het onroerend goed in Schipborg.

Informatieve website over Schipborg door de jaren heen